Kerstverhaal van Wil
Karel zit voor het raam en kijkt naar buiten naar de vogeltjes die zaadjes pikken uit de vetbal die aan het vogelhuisje hangt. Het is zijn enige vertier nog. Sinds zijn herseninfarct is hij halfzijdig verlamd, spreken gaat niet zo goed meer. “Lieve Heer”, bidt hij, “waarom laat u mij zo lijden, haal mij hier weg en breng me naar Tiny”. Een traan rolt langzaam over zijn oude gerimpelde gezicht.
Karel is 86 jaar, zijn vrouw Tiny is twee jaar geleden overleden. Wat was hij graag gelijk met haar gegaan! Een paar maanden na haar dood kreeg hij een herseninfarct. Hij kon niet meer in zijn vertrouwde huisje wonen. Hij kreeg een kamer in een verzorgingshuis maar zijn ouwe trouwe hond Bas mocht niet mee, het tweede grote verlies voor hem. Hij kan niet wennen aan die jonge meisjes die luidruchtig bij hem binnen komen vallen en roepen “We gaan aankleden en lekker naar de ontbijtzaal”. Hoezo ‘WE?’ Zij is al aangekleed toch? En dan dat toontje of ze tegen een kleuter van vier spreken. Ach, ze doen allemaal vreselijk hun best hoor maar van hem hoeft het niet meer.
Over twee weken is het kerst. Hoe moet Karel die doorkomen? Hij denkt aan de kerstdagen in voorbije jaren, hoe Tiny en hij samen de kerstboom optuigden. Tiny was al dagen van tevoren bezig met bakken en koken en op Eerste kerstdag kwamen de kinderen en kleinkinderen gezellig eten en spelletjes doen. Sinds Tiny er niet meer is ziet hij zijn kinderen en kleinkinderen nog nauwelijks. Ze hebben het allemaal te druk. Bram de oudste, is met vrouw en kinderen in Londen gaan wonen. Suus is gescheiden en woont met haar twee kinderen aan de andere kant van het land. Bovendien heeft zij het heel druk als alleenstaande werkende moeder. En Marjan woont in dezelfde stad als Karel, is alleen, maar houdt van uitgaan en vakanties. Ze is maar heel weinig thuis. Nee, de kinderen denken niet meer aan hun oude vader.
Eerste kerstdag: ’s morgens om tien uur komt de zuster binnen. “Zo meneer Bakker, ik zal u even in uw kerstpak helpen.” “Ach welnee”, zegt Karel “waarom al dat gedoe, laat mij maar hier zitten”. “Niks daarvan”, zegt de zuster. “U krijgt vandaag een mooie verrassing en daar moet u wel op gekleed zijn”. “Verrassing, wat voor verrassing”? “Dat zult u wel zien”. Karel laat het maar over zich heen komen. Als de zuster klaar met hem is vertrekt ze en daar zit hij dan in zijn nette pak te wachten op de dingen die komen gaan.
Om elf uur wordt er geklopt en komt de zuster met de chauffeur van de rolstoelbus binnen. “Ik kom u ophalen”, zegt hij. De zuster stopt nog wat dingen in een tas voor als hij een “ongelukje” krijgt en wenst hem een fijne dag. Het is een heel eind rijden maar Karel geniet van het uitzicht en de bekende plaatsen waar hij zelf zo vaak heeft gereden. Ze stoppen bij een restaurant, de chauffeur brengt hem naar binnen. Daar staan ze allemaal: Bram en Joke met de kinderen, Suus met haar kinderen en Marjan. Karel is sprakeloos. Alleen de tranen die over zijn wangen rollen verraden zijn blijdschap en geluk.
Gerelateerd nieuws
Van polderbos naar stadsbos: Almeerderhout ondergaat metamorfose
Door Thijs Wartenbergh Een stadsbos van 1400 hectare groot, dat meegroeit met de stad, inspeelt op wensen van Almeerders, bijdraagt aan een groene...